zondag 28 juli 2024 om 09.30 uur

Domkerk
Voorganger(s): Gertjan Pellikaan
Tekst(en): 1 Kronieken 17: 1-12 & 1 Koningen 6:1-3,11-13, 38
Ouderling(en): Siem van den Berg
Organist: Jobje Versteeg-Zuur

Beamer: Jeroen Luijendijk
Streamer: Samuel Pellikaan
Bijbellezer: Ina van Wensen-Jeurlink
Collecte: 1. diaconie, 2 de kerk
Locatie: Domkerk

Klik op de button om mee te luisteren   
Meekijken? Dit kan door te klikken op dit logo:   of via 

Kindernevendienst
Onderwerp: Maak je geen zorgen. Matteüs 6: 25-34

Orde van dienst:

  • Welkom
  • Aanvangslied 906: 1 + 8
  • Stil gebed & bemoediging & groet
  • Hemelhoog 539: 1 + 2 + 3
  • Leefregel: 1 Korintiërs 6: 12-19   (uit de NBV21)
12 U zegt: "Alles is mij toegestaan." Maar niet alles is goed voor u. Zeker, alles is mij toegestaan, maar ik mag me door niets laten beheersen.  13 U zegt: "Het voedsel is er voor de buik en de buik is er voor het voedsel, en God zal aan beide een einde maken." Maar bedenk dat het lichaam er niet is om ontucht mee te plegen: het is er voor de Heer en de Heer is er voor het lichaam.  14 God heeft de Heer opgewekt, en door zijn macht zal Hij ook ons opwekken.
15 Weet u niet dat uw lichaam een deel is van het lichaam van Christus? Zouden we dan van de delen van zijn lichaam de lichaamsdelen van een hoer maken? Dat nooit!  16 Of weet u niet dat wie zich met een hoer verenigt samen met haar één lichaam wordt? Want de Schrift zegt: "Zij zullen één lichaam zijn."  17 Maar wie zich met de Heer verenigt wordt met Hem één geest.
18 Ga ontucht uit de weg! Geen enkele andere zonde die een mens kan begaan tast het lichaam aan, maar wie ontucht pleegt zondigt tegen het eigen lichaam.  19 Of weet u niet dat uw lichaam een tempel is van de heilige Geest, die in u woont en die u ontvangen hebt van God? Weet u niet dat u niet van uzelf bent?  20 U bent gekocht en betaald, dus bewijs God eer met uw lichaam.
  • Lied 442:1 + 2
  • Lied 364: 5 + 4 + 6
  • Gebed
  • Kindermoment / kinderen gaan naar de kindernevendienst
  • 1e Bijbellezing: 1 Kronieken 17: 1-12   (uit de NBV21)
    1 Toen David zijn intrek had genomen in het paleis, zei hij tegen de profeet Natan: "Nu woon ik hier in een paleis van cederhout, terwijl de ark van het verbond met de HEER in een tent is ondergebracht."  2 "Doe wat uw hart u ingeeft", antwoordde Natan, "God staat u immers terzijde."
    3 Maar diezelfde nacht richtte God zich tot Natan:  4 "Zeg tegen mijn dienaar David: 'Dit zegt de HEER: Jij zult het huis waarin Ik wil wonen niet bouwen.  5 Nooit heb Ik in een huis gewoond, vanaf de dag dat Ik de Israëlieten uit Egypte heb geleid tot nu toe! In tent en tabernakel ging Ik van de ene verblijfplaats naar de andere.  6 Overal in Israël heb Ik rondgetrokken, en heb Ik ooit aan een van de rechters van Israël, die Ik had aangesteld om mijn volk te weiden, gevraagd om voor Mij een huis van cederhout te bouwen?'  7 Welnu, zeg tegen mijn dienaar, tegen David: 'Dit zegt de HEER van de hemelse machten: Ik heb je achter de kudde vandaan gehaald om mijn volk Israël te leiden.  8 Ik heb je bijgestaan in alles wat je ondernam, Ik heb al je vijanden voor je uitgeschakeld. Nu zal Ik je naam vestigen als een van de groten der aarde.  9 Ik zal aan mijn volk Israël een gebied toewijzen. Daar zal Ik het planten en daar kan het onbevreesd wonen. Het zal niet langer door misdadige volken geplaagd worden, zoals toen het er pas woonde  10 en Ik rechters over mijn volk Israël had aangesteld. Je vijanden zal Ik allemaal onderwerpen. Ik zeg je dat de HEER voor jou een huis zal bouwen:  11 Wanneer je leven voorbij is en je met je voorouders verenigd wordt, zal Ik je laten opvolgen door een van je eigen nakomelingen en hem een bestendig koningschap schenken.  12 Hij zal voor Mij een huis bouwen, en Ik zal ervoor zorgen dat zijn troon nooit wankelt."
     
  • 2e Bijbellezing: 1 Koningen 6:1-3,11-13, 38   (uit de NBV21) 
1 In het vierhonderdtachtigste jaar na de uittocht van de Israëlieten uit Egypte, in het vierde jaar van zijn regering over Israël, in de maand ziw, de tweede maand, begon koning Salomo met de bouw van de tempel.  2 De tempel die Salomo voor de HEER bouwde was zestig el lang, twintig el breed en dertig el hoog.  3 De voorhal voor de grote zaal was twintig el breed - hij besloeg dus de hele breedte van het gebouw - en tien el diep.

11 Toen sprak de HEER tot Salomo:  12 "Jij bouwt nu dit huis. Welnu, als jij je aan mijn voorschriften houdt, mijn rechtsregels volgt en mijn geboden strikt naleeft, zal Ik nakomen wat Ik je vader David met betrekking tot jou heb beloofd.  13 Ik zal te midden van de Israëlieten komen wonen en mijn volk Israël niet in de steek laten."
38 In zijn elfde regeringsjaar, in de maand bul, de achtste maand, was de tempel tot in de kleinste details geheel volgens plan voltooid. Salomo besteedde dus zeven jaar aan de bouw van de tempel.
  • Lied 84: 1 + 3 + 4
  • Overdenking
  • Lied 971: 1 + 2 + 3
  • Pastorale mededelingen
  • Gedenken
  • Lied 413: 1 + 3
  • Gebed
  • Overige mededelingen + collecteaankondiging
  • Slotlied 425 
  • Zegen

terug