1. Op een lichte wolkenwagen
Wordt de Heer van d' aard gedragen.
Vaart Hij op naar 's hemels troon,
Vaart hij op naar 's Hemels troon.
2. Alles moet voor Hem zich buigen;
Ied're tong Zijn lof getuigen,
En Hem eren als Gods Zoon,
En Hem eren als Gods Zoon!
3. Vorsten, machten, krachten, tronen;
Zij die 't hemelrijk bewonen,
Eren Jezus heerlijkheid
Eren Jezus' heerlijkheid.
4. Alle macht is Hem gegeven;
En wat leeft en nog zal leven,
Is tot Zijne dienst bereid,
Is tot Zijne dienst bereid!
Preek
Gezang 231 (LvK)
1. Wij knielen voor uw zetel neer,
wij, Heer, en al uw leden,
en eren U als onze Heer
met lied'ren en gebeden.
Dat alle macht, hoe hoog, hoe groot,
voor U, o Godsgetuige,
o Eerstgeboren' uit de dood
zich diep eerbiedig buige!
2. Die ons, gereinigd door uw bloed,
tot priesters hebt verheven,
en ons de hoge rang, de moed
van koningen gegeven,
U zij de roem, U zij de lof,
U de eerkroon opgedragen!
Geheel de aard' en 't hemelhof
moet van uw eer gewagen.
3. U, die als Heer der heerlijkheid
verrees tot heil der volken,
verwachten wij in majesteit
eens weder op de wolken.
Hij komt, elks oog zal Hem dan zien,
ook die Hem heeft doorsteken!
Elk zal Hem juichend hulde bien
of om ontferming smeken.
4. Hoe ras of traag de tijd verdwijnt,
die dag zal zeker komen.
Het licht, dat aan de kim verschijnt,
wordt reeds van ver vernomen.
Ja, halleluja, ja Hij komt!
Juicht, mensen, eng'len, samen.
Juicht met een vreugd, die 't al verstomt,
juicht allen! Amen, amen!
Gebed, stil gebed, Onze Vader
Gezang 229: 1 + 2 + 3 + 5 (LvK)
1. De dag van onze Vorst brak aan.
Zie, Gods gezalfde Koning
gaat tot zijn hemelwoning.
Hoe zal Hij in zijn schoonheid staan
omstraald van morgenlicht
voor 's Vaders aangezicht.
2. Hij heeft, van dood en graf ontdaan,
het leven weergenomen.
Nu is zijn uur gekomen;
Gods paradijs zal opengaan
en heel de hemel wijd
weerkaatst zijn heerlijkheid.
3. De Vader stelt Hem in de troon
als Christus en als Here,
bekleed met macht en ere.
De heerschappij is aan de Zoon,
wiens goddelijk geweld
de laatste vijand velt.
5. O, Heer, die onze Koning zijt,
laat niets uw rijk verhind'ren,
en open voor uw kindren
de poorten van uw woning wijd.
Laat, met uw feestkleed aan
ons tot uw bruiloft gaan.