zondag 22 mei 2022 om 09.30 uurDe Lier got's talentVoorganger(s): ds. Lennart van Berkel Tekst(en): Jesaja 60: 1-2 & 1 Samuël 16: 14-23 & Johannes 6: 1-13 Ouderling(en): Jan den Hoed Organist: Wim Loef Beamer: Cees Vermeer
over jou schijnt de luister van de HEER. 2Duisternis bedekt de aarde en donkerte de naties, maar over jou schijnt de HEER, zijn luister is boven jou zichtbaar.
15De dienaren van Saul zeiden tegen hem: ‘U hebt last van een kwade geest van God. 16Wilt u dat wij iemand voor u zoeken die harp kan spelen? Dan kan hij muziek maken als u last hebt van de kwade geest. Dan zult u zich beter voelen.’ 17En Saul zei: ‘Ja, zoek een man die goed harp kan spelen, en breng hem bij me.’ 18Eén van de dienaren zei: ‘Ik ken iemand die goed harp kan spelen. Het is de zoon van Isaï uit Betlehem. Hij is sterk, en hij is een goede soldaat. Hij is slim en knap om te zien. En de Heer helpt hem.’ 19Saul stuurde mannen naar Isaï met de boodschap: ‘Stuur mij je zoon David, die op de schapen en de geiten past.’ 20Toen stuurde Isaï zijn zoon David naar Saul. Isaï gaf David een jonge geit, brood en wijn mee. Hij legde alles op de rug van een ezel. 21David ging voor Saul werken en Saul ging veel van hem houden. Zo veel dat David zijn persoonlijke dienaar werd. 22Saul liet aan Isaï vragen: ‘Mag David altijd voor mij blijven werken? Ik ben erg tevreden over hem.’ 23Als Saul last had van de kwade geest, kwam David met zijn harp. Als hij muziek maakte, voelde Saul zich beter. Want dan ging de kwade geest weer weg.
That David played, and it pleased the Lord But you don't really care for music, do you? It goes like this the fourth, the fifth, The minor fall, the major lift The baffled king composing Hallelujah Hallelujah, Hallelujah, Hallelujah, Hallelujah 4. I did my best, it wasnt much I couldnt feel, so I tried to touch I've told the truth, I didnt come to fool you. And even though it all went wrong, I'll stand before the Lord of Song With nothing on my *tongue* but Hallelujah Hallelujah, Hallelujah, Hallelujah, Hallelujah Hallelujah, Hallelujah, Hallelujah, Hallelujah Hallelujah, Hallelujah, Hallelujah, Hallelujah
Uit angst voor de soldaten van de farao moesten we mijn broertje (Mozes) rustig houden. Aäron (mijn andere broer) kon dat goed, want die is van zichzelf al rustig van aard. Ik ben veel energieker en feller. Maar wat ik als kind al goed kon, was zingen. Dus dat deed ik veel als Mozes onrustig was – want hij was een driftkop (Exodus 2:12)! Dan zong ik liedjes voor hem, die ik zelf bedacht had. Later, toen ik moest gaan werken voor de farao, hielp mij dat ook. Het keiharde en lichamelijk zware werk hielden we vol door te zingen. Vaak zette ik in en dan volgden de anderen mij. Al zingend hakten we stro, haalden we klei uit de rivier, en liepen we met een zware last op onze schouders naar de bakovens. Zo leerde ik dat zingen alles lichter maakt. Tijdens de tocht door de woestijn herinnerde God mij aan dit talent. Zo heb ik dat ervaren. Want toen we door de Rietzee waren getrokken en het hele leger van de farao vernietigd was, kwam er een lied in mij op. Ik keek Mozes aan en samen zongen we uit volle borst een geweldig lied van dankbaarheid. Iemand gaf mij een tamboerijn en toen ‘voelde’ ik het refrein. De tekst, de melodie, het ritme: alles klopte en wat hebben we dat nog vaak gezongen tijdens het lopen! Want probeer het maar eens, zeker als je kleine kinderen bij je hebt: zingen helpt. Door te zingen kun je nog kilometers langer door. Talloze variaties verzonnen we op ons overwinningslied. Ja, dat heeft ons vaak geholpen en ik ben de Heer vaak dankbaar geweest voor dat talent: muziek, dans, zang – als je dat beheerst, krijg je een heel volk mee. Zingen bevrijdt, zingen richt je op het goede, het brengt je naar God zelf.
5Toen Jezus om zich heen keek en zag dat die menigte naar hem toe kwam, vroeg hij aan Filippus: ‘Waar kunnen we brood kopen om deze mensen te eten te geven?’ 6Hij vroeg dat om Filippus op de proef te stellen, want zelf wist hij al wat hij zou gaan doen. 7Filippus antwoordde: ‘Zelfs tweehonderd denarie zou niet voldoende zijn om iedereen een klein stukje brood te geven.’ 8Een van de leerlingen, Andreas, de broer van Simon Petrus, zei: 9 ‘Er is hier wel een jongen met vijf gerstebroden en twee vissen – maar wat hebben we daaraan voor zo veel mensen?’ 10Jezus zei: ‘Laat iedereen gaan zitten.’ Er was daar veel gras, en ze gingen zitten; er waren ongeveer vijfduizend mannen. 11Jezus nam de broden, sprak het dankgebed uit en verdeelde het brood onder de mensen die er zaten. Hij gaf hun ook vis, zo veel als ze wilden. 12Toen iedereen volop gegeten had zei hij tegen zijn leerlingen: ‘Verzamel nu de overgebleven stukken brood, zodat er niets verloren gaat.’ 13Dat deden ze en ze vulden twaalf manden met wat overgebleven was van de vijf gerstebroden die men had gegeten.
Inzameling van de Gaven Eerste rondgang: Diaconie Tweede rondgang: Kerkrentmeesters | ||||||||||||||||||||||||||
terug |